top of page
De geschiedenis van Kasteel Broekhuizen Deel II
Door M. Flokstra

VI. Johan van Broeckhuysen 1415 - 1442
Werd na het overlijden van zijn vader in 1415 beleend met Broekhuizen.

VII. Gerard van Broeckhuysen 1442 - 1444
Trouwde met Walraven van Brederode.

VIII. Johan van Broeckhuysen 1445 - 1465
Erfde als oudste zoon. Gaf in 1465 hun veraf gelegen stamhuis Broekhuizen aan zijn jongere broer Reynier van Broeckhuysen, die hier weer ging wonen.

IX. Reynier van Broeckhuysen 1465 - 1496
De laatste Heer van de heerlijkheid Broekhuizen uit dit geslacht en tevens de bekendste omdat hij als veldheer van Gelre in Holland actief was aan de Hoekse zijde, die geleid werd door zijn moeder's familie de Van Brederodes. Hij kreeg met zijn vrouw Ermgard van Groesbeek drie volwassen geworden dochters, waarvan er één het klooster in ging. Het goed vererfde in de vrouwelijke lijn via zijn oudste dochter Walrave, getrouwd met Steven van Zuylen van Nyevelt. Over Reynier is een aparte webpagina gemaakt, zie onder Families.


 

Broekhuizen na 1500

 

Vanaf Reiniers dood in 1496 tot in het jaar 1744 ontmoeten we in Broekhuizen verschillende geslachten, met name Van Zuylen van Nyevelt, Van Rossum, Van Malsen, Van Wittenhorst, Huyn van Geleen, Van Pallandt, Van Plettenberg, Van Wendt en Van Arnstedt. De reden hiervan is, dat in die eeuwen de vererving grotendeels via de vrouwelijke lijn verliep. Bij de verkoop  in 1666 van Huis en heerlijkheid Broekhuizen denkt men al gauw, dat het oude erfgoed uit de familie werd verkocht. Toch blijkt dit geenszins het geval te zijn.

 

Vrij gemakkelijk kan dit worden aangetoond. De bezitters van Broekhuizen zaten wegens het Huis in de Staten van het Overkwartier. Aspirantleden moesten om toegelaten te worden een opgezworen kwar­tierstaat overleggen. Een zekere Antoon Werner Guido van Pallandt werd op 18 juli 1683 in de Staten toegelaten. Volgens zijn kwartierstaat blijkt hij een kleinzoon te zijn van Margaretha Wilhelmina van Wittenhorst. Zij was erfdochter van Broekhuizen en was tweemaal getrouwd, de eerste keer met Arnold Huyn van Geleen en de tweede keer met Karel Diederik van Pallandt. Haar zoon, Arnold Wolfgang Huyn van Geleen uit het eerste huwelijk, verkocht in 1666 alle bezittingen in Broekhuizen aan zijn halfzus Isabella Francisca van Pallandt. Overigens was het huis volgens hun leenboek uit 1670, jaarlijks belast met 2 malder rogge aan de kerk van Broeckhuizenvorst en 8 vat aan die van Broekhuizen. De pastoor van Broekhuizen zelf verkreeg jaarlijks 15 malder.

 

Isabella was getrouwd met Bernhard van  Pallandt, heer van Haus Eyll gelegen bij Kamp-Lintfort en de heerlijkheid Hamm, gelegen bij Kapellen in de nabij­heid van Geldern. Hun dochter Godefrida Maria Johanna van Pallandt erfde van haar neef Johan Adolf Carel Anthoin van Pallandt in 1710 Broek­huizen. Godefrida Maria Johanna van Pallandt trouwde met Georg Caspar van Plettenberg  zu Nehlen, gelegen bij Soest in Westfalen. Uit dit huwe­lijk zijn drie dochters bekend, waarvan de tweede, Louisa Dorothea van Plettenberg, de Broekhuizense goederen erfde. Zij trouwde met Simon Hendrik von Wendt zu Wiedenbruck , Herr von  Papenhausen, opperschenker van de bisschop van Osnabruck. Opnieuw vererfde Broekhuizen  in 1738 naar een dochter. Ditmaal kwam het terecht bij Frederica Augusta von Wendt. Door haar huwelijk met Philip Leopold von Arnstedt, Herr von Brumby en Barleben gelegen bij Magdeburg , kwam het beheer van Broekhuizen in het gedrang. Tenslotte verkocht dit echtpaar het oude familiebezit in 1744 aan Frederik II, koning van Pruisen. Vanaf die tijd liet de koning zijn bezit beheren door rentmeesters.

Broekhuizen als domeingoed

 

De koning van Pruisen kocht in 1744 de heerlijkheid met het daarbij behorende kasteel Broekhuizen. Ook kocht hij in dat jaar de Hof Vonckel in de hoek van de heerlijkheid bij de moerassen. Hij kreeg met deze aankoop een nieuw domein in het land van Kessel in bezit. Vanaf die tijd liet hij het beheren door het zogeheten Geldrische und Moerssche Kriegs- und Domanenkammer. Het waren de rentmeesters,  die de koning op de hoogte stelden van de bouwkundige staat en situatie, waarin het kasteel zich op dat moment bevond. Door achterstallig onderhoud was het zeker niet in optimale staat. Er werd een inspectie gehouden, maar de plannen tot restauratie bleven uit. In 1770 werd door R. Rademacker een begroting opgesteld voor herstelwerkzaamheden. Alleen het kasteel al moest voor een bedrag van 2.655 rijksdaalders worden hersteld.

 

Het kasteel bleef, ondanks de plannen, verpacht aan Oberst-Lieutenant J.H. Haugwitz, die het pachtcontract op 9 oktober 1768 had getekend. Het gebouw voldeed niet aan zijn eisen en hij liet de rentmeester weten, dat hij voor ruim 146 gulden aan reparaties had laten uitvoeren. Naast de gracht, die hij had laten vegen, waren er nog allerlei kleine klusjes uit­ gevoerd zoals het plaatsen van enkele nieuwe ramen en een nieuwe kelderdeur. Hierover ontstond natuur­lijk onenigheid tussen hem en de beheerders. Het res­tauratiebedrag was groter dan de pachtsom. Toch kwam men tot een compromis, want de huurder bleef het kasteel bewonen tot 1792. Na Haugwitz kwam er een nieuwe pachter en wel Freiherr von Nolting, majoor in Hollandse dienst bij het Regiment van Graaf van Dam. Hoe lang hij het kasteel heeft gepacht, is niet bekend, maar de komst van de Fransen zal niet zonder gevolgen gebleven zijn.

 

Op de Landdagen van de Staten van het Pruisisch­ Gelders Overkwartier, gehouden van 6 tot en met 13 november 1775, werd tijdens de vergadering een brief behandeld, die afkomstig was van het Landes Administrations Collegie. Laatstgenoemde instantie gaf te kennen de heerlijkheid Broekhuizen te willen verkopen voor de som van 52.000 gulden Hollands. De Staten hadden een heel andere mening hierover.

Men was notabene begonnen aan ingrijpende verbouwingen van het kasteel. De Staten lieten weten dat de heerlijkheid Broekhuizen een Pruisisch domeingoed was, waarmee zij slechts ten dele bemoeienissen hadden. Deze hadden betrekking op de jaarlijkse rekeningen van de rentmeester. Voorts antwoordden de Staten "dat eenen vercoop doorgaens geschiedt ofte uijt noodt ofte om wijnste" en omdat beiden punten hier  niet van toepassing waren, konden zij zich niet indenken, dat de koning interesse  zou hebben in verkoop. Hiermee was de zaak afgedaan. In 1777 probeerde een zekere J. Stuers uit Rotterdam het opnieuw; hij wilde bij het Huis Broekhuizen een fabriek oprichten. Hij informeerde of het mogelijk was om het huis te huren of in erfpacht te krijgen. De reeds genomen uitspraak van de Staten van het Overkwartier bleef overeind en het feest ging niet door. De achttiende eeuwse industriële ontwikkeling kreeg in het toenmalige Broekhuizen geen voortgang, zodat de rust in de omgeving gehandhaafd bleef.

 

Kasteel Broekhuizen werd als Pruisisch domeingoed in beslag genomen door de Franse overheerser; Keizer Napoleon schonk het op 19 juli 1810 bij decreet aan Alexander Berthier, prins de Wagram, vice-opperrijksmaarschalk, wonend te Parijs. Of deze Fransman Broekhuizen ooit gezien heeft weten we niet, maar 1812 verkocht hij het aan George Monton, graaf van Löban.

Broekhuizen na de Franse Revolutie

 

Na de Franse overheersing kwam het huis Broek­huizen met haar landerijen in 1813 in het bezit van de Staat. Als Nederlands domein­ goed werd het op 19 april 1820 verkocht aan Petrus Theodorus Bovens, burgemeester van Maashees, die tegelijkertijd een hypotheek afsloot. Nadien vererf­de dit bezit naar zijn zoon Carolus Jacobus Bovens en zijn echtgenote Christina de Koning. Dit echtpaar had dertien erfgenamen, die op 14 juli 1888 tot een vergelijk kwamen. Met de verdeling van ruim 91 hectaren grond waren zij niet gelukkig en ze besloten daarom de zaak te verkopen. Ongeveer een jaar later, op 27 juni 1889, werd Chretien Louis Joseph Berger, koopman te Venlo, voor 58.000 gulden eigenaar.

 

Volgens pastoor Janssen en andere geschiedschrijvers bleef het kasteel Broekhuizen veelal onbewoond. Doch omstreeks 1843 was het kasteel ver­huurd aan een adellijke dame Marianne, eigenlijk geheten Maria Anna Deodata Josepha barones van Wymar. Zij was afkomstig van Arcen. Omstreeks 1875 was de bewoner Carel Bernegau, die in dat zelfde jaar bij de Gemeente Broekhuizen een vergunning aanvroeg om een bierbrouwerij op het kasteel te mogen beginnen. Hij kreeg korte tijd na de aanvraag de goedkeuring.

 

In november 1944 woedde hier een veldslag waarbij het kasteel en de kasteelboerderij verwoest werden. Het uiteindelijke lot van 't kasteel is bekend. De ruïne en alle landerijen werden door de erven Berger op 1 mei 1974 verkocht aan de N.V. Levensverzekerings Maatschappij, later genoemd AMEV te Utrecht (nu onderdeel van ASR).  Deze plantte hier snelgroeiende populieren voor houtproductie. In de tachtiger jaren van de vorige eeuw deed de Gemeente Broekhuizen een beroep op deze Verzekeringsmaatschappij om de ruïne te ruilen tegen ander onroerend goed, maar de onderhandelingen liepen op niets uit. Ook de Stichting Familie Van Broeckhuysen onderhandelde in die tijd over de aankoop en mocht een bieding doen, maar werd het niet gegund. Daarna werd in 1987 de ruïne van Broekhuizen verkocht aan de boomkweker Teley, die er vlakbij woont en het verder laat vervallen. De toenmalige gemeente Broekhuizen heeft het nog wel tot een gemeentelijk monument kunnen bestempelen.

Het kasteel bouwkundig
Er heeft in en bij het kasteel helaas nooit archeologisch onderzoek plaatsgevonden, dat meer gegevens zou kunnen verschaffen. De enige bouwkundige beschrijving staat in het boek van F.W. van Gulick uit 1960. Opvallend is dat het kasteel niet aan de Maas staat op bv. de Molenberg ten noorden van Broekhuizen, daar waar de Molenbeek in de Maas uitkomt. Vaak dienden die kastelen op zo'n plek om tol te heffen van het scheepvaartverkeer. Dan heeft men daarnaast een goed strategisch hoogtevoordeel omringd door water. Dit kasteel ligt juist aan de andere kant van het dorp in het achterland. Als we de hoogtekaart bekijken ligt het wel in een gebied waar water aanwezig is en was het omringd door een niet-brede gracht. Het ligt aan de dijkweg naar Horst en dat was een groot moerasgebied. Het "controleerde" dus het landverkeer met Horst. De hoofdfunctie was dan een kasteel-boerderij en niet een sterke verdedigbare burcht. Vandaar dat het ook weinig vermeldingen kent in de geschiedenis en voor zo ver bekend is er nooit om gevochten, anders dan op 30 november 1944 toen het verwoest werd. Het was dus een bezit van heerlijke rechten met enkele eigen boerderijen. Zoals zoveel kastelen uit het verste verleden, zal het als een woontoren begonnen zijn. De adellijke familie Van Broeckhuysen, wordt hier immers voor het eerst vermeld in 1233.
 

Het laatste kasteel op deze plek was begin 1700 gebouwd op de kelders van de voorloper. Die voorloper zal uit de 15e eeuw stammen en gebouwd zijn door Reynier van Broeckhuysen, die als warlord veel geld verdient had om zo'n steenduur gebouw neer te zetten op de voorouderlijke plek van een aftandse voorganger. Het baksteenformaat van het laatste kasteel was 26 x 11,5 x 5,5 centimeter en de lengte van het gebouw bedroeg 26 meter met een diepte van 17 meter. Aan de voorzijde (van de weg afgekeerd) was er een fronton op de uitbouw van 3 bij 9 meter lengte. De deur was omgeven door een bakstenen omlijsting, die de indruk van natuurstenen blokken moest wekken. Van de voorloper was alleen de 16.6 meter hoge toren uit eind 15e eeuw blijven staan met een grondplan van 8 bij 6 meter en de grootste muurdikte van 1,5 meter. Deze toren had een daklijst die circa 1 meter hoger lag dan die van het huis. Op de hoogte van het huis is het muurwerk op een tandlijst een halve steen uitgekraagd. Op ongeveer 75 centimeter boven deze lijst bevond zich een tweede tandlijst. Deze later dichtgezette openingen tussen deze tandlijsten duiden erop dat oorspronkelijk deze toren een gekanteelde borstwering heeft gehad. De kelder van de toren bezat een tongewelf dat via een smalle stenen trap in het muurwerk bereikbaar was. Op de hoofdverdieping van de toren bevond zich een geheim gemak (= toilet) aan de zuidkant. In de toren waren twee dichtgezette sleuven, die zowel licht moesten toelaten in de inwendige stenen trap in de muur en als schietsleuf konden fungeren.
De kelders van het huis bestonden uit een kruisribgewelfde kelder aan de noordzijde en een tongewelf
, uit vermoedelijk ook de 15e eeuw en die plattegrond stond enigszins haaks op de toren.

 

Het onroerend goed van de heerlijkheid Broekhuizen
In 1670 werd opgetekend wat de Heer van Broekhuizen aan onroerend goed bezat:
-   de hoge, lage en middelste jurisdictie,

-   het recht van jacht, veer en visserij in de Maas,

-   twee watermolens,

-   de tiende binnen het gehele district, waaruit jaarlijks 15 malder aan de pastoor,

-   het recht van collatie van de pastorie aldaar en te Broeckhuijsenvorst,

-   58 malder erfpacht die de onderdanen aldaar aan het huis moeten leveren, circa 350 tijnshoenders en de jaarlijkse diensten op de voet zoals andere
    benabuurden deze aan hun respektievelijke heren verschuldigd zijn,

-   circa 70 morgen akkerland alsmede 28 morgen hooi- en weiland, plus enkele morgens in de Raeysche Peel, afgemeten ten behoeve van het huis

    Broeckhuijsen.

Verder behoren hiertoe de volgende onderlenen:

-   Het adellijk huis en goed genaamd Dartt in de heerlijkheid Lottum gelegen, waarmee op 17 januari 1674 is beleend jonker Joes Ludovicus van Zoutelandt.

-   Een hof gelegen te Holthuysen onder de heerlijkheid Lottum, genaamd Aen gen Daell, waarmee is beleend Johan Sigismund baron tot Lottum.

-   Het huis en hof Oeijen, gelegen in de heerlijkheid Kessel, waarmee is beleend jonker Goddert van Kessel genaamd Roffert.

-   Een boomgaard gelegen in de heerlijkheid Broeckhuijsen naast de Moelenbeeck van de heer, waarmee is beleend Margriet van Wijenhoven, weduwe van
    Jan Raeijmaeckers.

-   Een huis en hofstede in de heerlijkheid Broeckhuijsen gelegen, waarmee is beleend Matthijs in den Roscamp.

-   1½ morgen land in voornoemde heerlijkheid gelegen, waarmee eveneens is beleend Matthijs voornoemd.

-   Een hof onder Oerlo gelegen genaamd WerCaeters goed, waarmee is beleend Jacob Schoedts.

-   8 morgen land, afgescheiden uit voornoemde hof, verheven door Theuwis Reijbrick van Venraeij.

-   Een goed genaamd Hoegen, te Wansum gelegen, waarmee is beleend Claes Hoogen.

-   Twee koeweiden gelegen te Buegen in het land van Cuijck, waarmee is beleend Jaspar Jans van der Heijden.

-   De hof aen de Stockt onder de heerlijkheid Broeckhuijsen gelegen, waarmee is beleend Gerard van den Camp, met de percelen daaruit die door jonker
    Heijster krachtens octrooi zijn verkocht.

-   De hof Scherpenbergh, gelegen onder de heerlijkheid Horst, waarmee is beleend Derick Verberckt, scholtis aldaar.

-   3 morgen land onder Broeckhuijsen gelegen, waarmee is beleend Jan Wijnckens.

-   De tiende te Broeckhuijsenvorst, waarmee is beleend de eerwaarde pater Hermannus Becker, procurator van de Kartuizers te Ruremonde.

-   4 morgen land in de heerlijkheid Bree gelegen, waarmee is beleend Jan Willem Boutensoon.

-   10 morgen land gelegen onder de heerlijkheid Horst, verheven door Peter Fleuren.

-   Goederen in het nederambt van het land van Cuijck onder het gericht van Beers gelegen, verheven door jonker Willem van Merwijck, heer te Kessel.

-   1½ morgen land gelegen in de heerlijkheid Broeckhuijsen, waarmee is beleend Hendrick Cremers.

-   De hof te Enckelsfort onder Baerloe gelegen, verheven door Reijner Beurskens.

-   De molen te Soeterbeeck gelegen tussen Barloe en Bree, waarmee is beleend Peter Hennes.

-   Manshoff onder Bleerick gelegen, waarmee is beleend jonker Johan Adam van den Hasselhotz genaamd Stockheijm, heer te Blerick.

-   Een hof onder voornoemde heerlijkheid Bleerick gelegen, genaamd Reeraeij, waarmee is beleend Hendrick Bisschops voor de ene helft en Tilmannus van
     Aerssen ten behoeve van het manhuis binnen Venlo voor de andere helft.

-   9 morgen land onder Broeckhuijsen gelegen, waarmee is beleend Jochum Cuijpers, wonend te Venlo.

-   De korentiende te Swolgen, waarmee is beleend jonker Hendrick van Haften voor de ene helft en Johan Adam Schenck van Nijdecken voor de andere helft.

-   8 morgen land onder Barloe gelegen, verheven door Lenardt op den Kijen.

-   Een huis met toebehorende landerijen gelegen onder Kessel, waarmee is beleend jonker Willem van Kessel genaamd Roeffert.

-   Het 1/3 deel van de korentiende in het kerspel Sevenum, verheven door jonker Gerardts Bertram van Pollart zu Exten.

-   Circa 7 vierdel land gelegen in het kerspel van Bleerick, waarmee is beleend Peter Brouwers.

-   Enkele percelen land onder Beers in het land van Cuijck gelegen, verheven door Jan Deriex.

-   3 morgen land afgescheiden uit de hof Oeijen onder Kessel gelegen, waarmee is beleend Willem Wijnckens de jonge.
Noot: er is ook een uitvoeriger leenaktenboek uit 1746 gepubliceerd in het Limburgs Tijdschrift voor Genealogie door M. Flokstra.

De lijst van opvolgende eigenaren van kasteel en heerlijkheid Broekhuizen: 

1228-1268 Ridder Segerus van Broeckhuysen

1270-1290 Ridder Wilhelmus van Broeckhuysen

1318-1324  Ridder Johan van Broeckhuysen

1343-1379  Ridder Johan van Broeckhuysen

1377-1404  Willem van Broeckhuysen; draagt de heerlijkheid in 1402 in leen op aan de Hertog van Gelder

1404-1442 Johan van Broeckhuysen

1442-1444  Gerard van Broeckhuysen

1454-1464  Johan van Broeckhuysen

1465-1496  Ridder Reynier van Broeckhuysen

1496-1506  Steven van Zuylen van Nievelt, getrouwd met Walraven van Broeckhuysen

1507-1516  Frans van Zuylen van Nievelt

1516-1556  Johan van Rossum, getrouwd met Oda van Zuylen van Nievelt

1556-1558 Johan van Rossum junior

1558-1574 Johan van Rossum

1574-1584 Guido van Malsen, getrouwd met Sibilla van Rossum

1584-1602 Otto van Malsen

1603-1618 Wolfert Evert van Wittenhorst, getrouwd met Josina van Malsen

1618-16..   Arnold graaf Huyn van Geleen van Amstenrade, getrouwd met Margaretha Wilhelmina van Wittenhorst

16..-1666   Wolfert Arnold graaf Huyn van Geleen van Amstenrade

1666-1670 Bernard baron van Pallandt

1670-1694 Anton Werner van Pallandt

1694-1709 Karel Adolph Antonius van Pallandt

1710-1715   Georg Caspar baron van Plettenburg zu Nehlen, getrouwd met Godefrida Maria Johanna Francisca van Pallandt

1715-1738  Simon Hendrich Freiherr von Wendt zu Wiendenbrück, getrouwd met Louisa Dorothea Christina Barbara van Plettenburg

1738-17..    Joseph Ignatius baron Streit zu Immendingen

17..-1744    Philips Leopold von Arnstedt, getrouwd met Frederika Augusta Barones Streit zu Immendingen

1744-1794  Frederich Wilhelm II (de Grote), Koning van Pruisen; kocht de heerlijkheid en het kasteel

1794-1813  Franse overheid door inbeslagname en Heerlijkheidsrechten vervallen

Moderne tijd / Eigenaar domein

1813-1820   Nederlands Domeingoed

1820-1828   Peter Theodorus Bovens; Burgemeester Maashees en Overloon

1828-1888   Carolus Jacobus Bovens

1888-1889   Erven Bovens (13 personen)

1889-1905   Chrétien Louis Joseph Berger; Koopman te Venlo

1905-1967    Mr. Bernard Marie Berger; Burgemeester Venlo

1967-1974    Erven Berger (7 personen)

1974-1992    AMEV Vastgoed te Utrecht (nu ASR); heeft de ruïne beplant met populieren

1992-heden Michael Gerardus Jacobus Teley, woont ernaast Horsterweg 2; pleegt geen onderhoud aan de ruïne, die een gemeentelijk monument is

Advertentie Venloosch Weeknlad 15 juni 1889:

advertentie kasteel Broekhuizen 1889.jpg
OF-01566-Colorized.jpg
Ingekleurde foto RCE 1926
De tijd 1889 veiling kasteel Broekhuizen - kopie (2).jpg
Het kasteel in vervallen toestand 1926
Exterieur_vanuit_het_noord-westen_-_Broekhuizen_-_20043581_-_RCE-Colorized.jpg
Het kasteel met haar boerderij in 1932
1932-b.jpg
kasteel brpeok-Colorized-Enhanced.jpg
De kasteelruïne in 1945 (ingekleurde foto)
broekhuizen02-Colorized.jpg
Foto_2021-08-27_171114-Colorized.jpg
Foto_2021-08-27_171502-Colorized.jpg
De kasteelruïne in 1959 (ingekleurde foto's van RCE)
bottom of page